Bewoner Irene
- Auteur: Roosmarie Aelmans
- Fotograaf: Emiel Meijer
- Datum: 25 oktober 2020
Irene Martinus is een van de eerste bewoners van de Mariniershof. Haar achternaam doet niet vermoeden dat ze van Indische afkomst is. Haar opa was een Portugese visserman die het avontuur zocht in Indië. “Een reislustig avontuurlijk type. Dat verklaart mijn eigen aangeboren nieuwsgierigheid” zegt ze.
Die nieuwsgierigheid bracht haar over de hele wereld: Mexico, India, Bali, overwinteren in Spanje of Portugal. Het meest thuis voelt ze zich in Thailand. “De mensen zijn er meer dan vriendelijk en gastvrij en de boeddhistische cultuur zorgt voor een harmonieuze sfeer. En niet te vergeten het eten, overal is het heerlijk. Je kiest gewoon een stalletje uit waar het druk is en genieten maar.” Bang is ze nooit geweest, al heeft ze achteraf wel eens gedacht “oeps, dat had ook anders kunnen aflopen”. Des te wranger dat ze anderhalf jaar geleden midden op de dag in de lift van haar eigen flat werd overvallen en beroofd.
Opgroeien
Irene heeft een mooi levensmotto “ze niet van plan om oud te worden”. Dat geldt alleen voor haar gedrag want volgens de kalender is ze 83. Die leeftijd, dat betekent opgroeien tijdens een oorlog. Met haar ouders overleefde ze het Jappenkamp. Zelf zegt ze daar over “de oorlog was wel over, maar niet voor ons.”. Eenmaal in Nederland bedachten haar ouders een mooie carrière voor haar als meisje: onderwijzeres. Zelf had ze daar nog niet over nagedacht maar de boeken waren al in huis dus begon ze er maar aan.
Over de kweekschool vertelt ze mooie verhalen. “Het was een nonnenschool dus lange broeken waren verboden. Ik was altijd te laat omdat er genoeg mannelijke afleiding was onderweg naar school. Dan stond ik weer net op tijd in de klas, niet omgekleed maar met mijn rok over mijn lange broek. Soms was ik zelfs niet op tijd om de rits dicht te krijgen. Stond ik daar weer mijn rok vast te houden met één hand.” De nonnen waren niet enthousiast omdat Irene vragen stelde die niet gesteld mochten worden. Ze werd dan ook regelmatig de klas uitgestuurd. De rector liet haar dan maar weer een kopje thee voor hem zetten. Uiteindelijk haalde ze haar diploma en vertrok gelijk naar Zwitserland voor een stage. Dat was niet zo lang na de oorlog en het goede eten en de frisse Zwitserse buitenlucht bevielen haar wel. Dat haar verblijf verlengd werd door een ernstig auto-ongeluk waarbij ze een stevige hersenschudding opliep, was minder leuk.
Ze zag wel haar Victor terug, haar grote liefde die ze leerde kennen tijdens een vakantie met haar ouders in Parijs. Haar ouders vonden het idee van een Zwitserse vriend niks en onderschepten alle correspondentie tussen Irene en Victor. De brieven werden daarom altijd naar de adressen van vriendinnen gestuurd. Toen Victor een visum geregeld had, stond Irene in de startblokken. Maar ze kreeg haar paspoort niet mee dus dat liep dramatisch anders af. Ze correspondeerden nog jaren met elkaar.
Avontuur
Met haar vriendinnen ging Irene op avontuur. “We liften altijd, dat was toen heel gewoon. Op een dag wilden we naar Maastricht en kregen een lift van een vertegenwoordiger. Met vijf meiden in een Volkswagen, ik denk dat zijn oren nog tuiten. En dan ’s avonds weer terug naar huis liften”. Irene had altijd al een onstuitbare drang naar vrijheid. Haar uitgangspunt is altijd “alles doen en dan zien we wel waar ik uitkom. Als ik iets geleerd heb dan is het wel dat je op je intuïtie moet vertrouwen. En soms betekende dat onderweg via het toilet bij een tankstation een andere automobilist vinden.”
Vrouwenbeweging
Uiteindelijk trouwde ze met een Hollandse man en werd net zoals veel andere vrouwen gelijk ontslagen. Een getrouwde vrouw hoorde niet te werken maar voor haar man en gezin te zorgen. Irene vond het zelf onzin en werd actief in de Nederlandse Vrouwenbeweging (NVB). “Keuzes die jonge vrouwen tegenwoordig hebben, die hadden wij niet. We hebben met ludieke en minder ludieke acties die rechten moeten veroveren.” Ze gaf VOS cursussen waarbij vrouwen van achter het aanrecht werden gehaald. VOS stond voor Vrouwen Oriënteren zich op de Samenleving en veroorzaakten begin jaren 70 een kleine revolutie in traditioneel Nederland. In Geldermalsen was er strijd met de ‘plattelandsvrouwen’ die vonden dat die ‘feministes’ een veel te grote mond hadden en de tradities niet serieus namen. Dat leidde tot tegenstellingen, wat volgens Irene nou net niet de bedoeling was.
Gevoel voor schoonheid
Haar moeder kwam uit een ‘kraton’, een gesloten zeer gegoede samenleving op Midden Java. Daar had ze prachtig leren borduren en naaien. Als kind werd Irene getroffen door een prachtig Portugese Fado. Toen ontdekte ze dat haar opa een Portugees was, dat had niemand haar ooit verteld. De naam Martinez was tot Martinus gemaakt door de katholieke kerk in Indonesië.
In 1948 kocht Irene van haar eerste salaris een replica van Karel Appel, ‘de haan’. De rest van de maand at ze worteltjes maar ‘de haan’ heeft ze nog steeds. Op latere leeftijd ging ze ook zelf schilderen. Van Beek in de Hoogstraat is nog steeds de vaste leverancier van materialen.
Reizen
Tijdens haar huwelijk werkte Irene niet maar voedde ze haar twee kinderen op. Het gezin verhuisde regelmatig en aan alle woonplaatsen heeft ze goede herinneringen. “In Gelderland een huis met een moestuin. Heerlijk met de handen in de aarde. In Brussel op pad met de echtgenotes van de managers van het Amerikaanse bedrijf.” Nadat het huwelijk stuk liep, nam Irene het heft weer stevig in eigen handen en startte ze met haar wereldreizen. Het liefst alleen want reizen met anderen is gedoe. “Dan lusten ze iets weer niet. Of staan bij iedere kakkerlak te gillen. Nee dat is niks.” In Noord- Thailand kwam ze tijdens een groepsreis per ongeluk langs een vluchtelingenkamp.
In Sera-Jeh (India) zocht ze het vluchtelingenkamp bewust op met de intentie om Engelse les te gaan geven. “Alles in je leven werkt door. Je leeft niet alleen voor jezelf, je bent op de wereld om te delen, uit te delen. Dat kan in de vorm van fysieke hulp zijn of geld.” En ze vertelt het verhaal van de Balinese vissersvrouw die geld verdiende door toeristen te masseren. “We werden uitgenodigd voor het eten. Ik heb nog nooit zo’n verse vis gegeten.” Maar belangrijker: Irene richtte ter plekke een studiefonds op voor de twee kinderen. “Zodat ze meer kunnen worden dan de ‘kinderen van de visserman’”.
Verhuizen naar Rotterdam
Na haar pensionering vond ze haar woonplaats Den Haag te saai. “Er gebeurde echt helemaal niks in Den Haag. Mijn grote wens was om in een bruisende stad in een woongemeenschap te wonen.” Daarom verhuisde ze naar Rotterdam. De Mariniershof werd oorspronkelijk als woongemeenschap opgezet maar kwam niet helemaal tot bloei. Toch heeft ze nooit spijt gehad van haar verhuizing. “Alles zit hier in de buurt, ik heb mooi uitzicht op de Laurenskerk en ik ga lekker bij Spirit lunchen. Mijn (klein-)kinderen wonen in Rotterdam en vallen regelmatig binnen. Beneden is de gemeenschapsruimte waar ik wel eens een feest heb gegeven.”
Irene houdt sowieso wel van een feestje en vertelt van het feest waarbij ze fietsen had gehuurd en al haar vrienden naar het Park liet fietsen voor een lunch. “Was ik wel vergeten dat sommige van mijn vrienden al jaren niet gefietst hadden. Die kwamen pas aan toen alles al op was.” Echt genieten kan ze van de kinderen in de kinderopvang op de begane grond. Ze loopt regelmatig langs. “Om te zwaaien naar ze, vinden de kinderen leuk. En ik ook!” Op de lange termijn ziet ze zich nog wel eens verhuizen, een huis met een tuin lijkt haar heerlijk. Maar dan eigenlijk wel binnen het Hoogkwartier. Kortom, voorlopig woont Irene nog wel in de Mariniershof.
Het Hoogkwartier is populair en in ontwikkeling. Maar is de buurt ook klaar voor toekomst? In een bijzondere verhalen worden initiatieven, kansen en uitdagingen voor de buurt onder de aandacht gebracht. Ook een interessant verhaal te vertellen? Stuur je idee naar bewoners@hoogkwartier.nl.